9. Specificatie risico’s
Risicobeschrijvingen - Top 10
Top | Risico Nr. | Invloed (%) | Risicogebeurtenis | Financieel Minimum | Financieel Maximum | Kans | Toelichting |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | R100 | 22,5% | BUIG - Negatief saldo inkomsten-uitgaven bijstand | € 0 | € 2.200.000 | 40% | In de jaren 2015 tot en met 2018 was het budget voor de BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) ontoereikend en is gebruik gemaakt van de landelijke vangnetregeling. Voor de jaren vanaf 2019 zijn de lasten hoger dan het ontvangen BUIG budget, maar voldoen we niet aan de voorwaarden van de vangnetregeling. De landelijke vangnetregeling betreft een getrapte vergoeding, waarbij tekorten deels worden gecompenseerd door het Rijk. Door de landelijke vangnetregeling wordt het tekort voor Hilversum afhankelijk van de hoogte van het landelijke BUIG-budget (macrobudget). Voor Hilversum geldt dat het tekort BUIG door de vangnetregeling niet hoger zal zijn dan rond de € 3 miljoen. In de meerjarenraming gaan we uit van een tekort in 2022 van € 0.8 miljoen dat terugloopt naar € 0,7 miljoen in 2024. Hieruit blijkt dat de gemeente Hilversum op begrotingsbasis ook voor de jaren 2022 en verder niet in aanmerking zal komen voor de vangnetregeling. In de begroting 2022 is het maximale risico ten aanzien van de BUIG € 2,2 miljoen (verschil tussen het begrote tekort en het gemaximaliseerde tekort). Om dit risico te beheersen wordt ingezet op het stimuleren van de uitstroom en het zoveel als mogelijk beperken van de instroom. We doen dit o.a. op basis van het nieuwe beleidsplan Focus op Werk en de regionale arbeidsmarktanalyses van het UWV. Op basis van de resultaten 2019 en begin 2020 waren we hierin succesvol. Als gevolg van de Covid-19 maatregelen is de instroom echter aanzienlijk gestegen. Dit heeft in 2021 geresulteerd in een beperkt nadeel. De meerjarige effecten van de Covid-19 maatregelen zijn vooralsnog onbekend. Daarnaast bestaat het risico dat het macrobudget in de toekomst voor ons nadelig wordt aangepast. Vooralsnog is het onduidelijk hoe het macrobudget zich voor de gemeente Hilversum meerjarig zal ontwikkelen. Door de stijgende lasten en onzekere inkomsten bestaat het risico dat de begroting onvoldoende middelen biedt voor de uitvoering van de BUIG. Wij schatten in dat dit risico de komende jaren aanwezig blijft en de kans van voordoen op 40%. |
2 | R184 | 10,2% | Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Welzijn en Zorg | € 0 | € 2.000.000 | 20% | In de afgelopen periode is invulling gegeven aan de diverse taakstellingen en zijn onderdelen afgeboekt (A21-191). De taakstelling loopt in de meerjarige begroting op tot € 0,6 miljoen voor Jeugd en € 1,4 miljoen voor WMO. Hiervan is inmiddels het grootste deel ingevuld. De resterende niet ingevulde taakstelling is voor Jeugd € 0,2 miljoen en voor WMO € 0,3 miljoen (zie ook raadsvoorstel "Naar een financieel gezond sociaal domein" (10 november 2021)). Ten aanzien van het niet behalen van de bezuinigingen wordt het risico van het niet uitgewerkte deel (€ 0,5 miljoen) lager ingeschat dan het uitgewerkte deel (€ 1,5 miljoen). Voorzichtigheidshalve wordt het totaal van de taakstellingen als maximumbedrag van dit risico aangehouden (€ 2 miljoen). Vooralsnog wordt de kans van optreden ingeschat op 20%. Afhankelijk van de invulling van de in te vullen taakstelling zou het kans percentage in een volgend risicoprofiel kunnen worden bijgesteld. |
R99 | 10,2% | Meer gebruik van voorzieningen WMO | € 250.000 | € 750.000 | 40% | De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. De rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begroting. De belangrijkste onzekerheden hebben betrekking op de te verwachten normale instroom en/of uitstroom. Bij verder gelijke omstandigheden wordt op termijn een groeiend beroep op de individuele voorzieningen verwacht, omdat op basis van demografische ontwikkeling steeds meer ouderen te verwachten zijn en omdat ouderen steeds langer zelfstandig thuis zullen blijven wonen. Vooruitkijkend zien wij voor de komende jaren de volgende risico’s: • Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van landelijk bepaalde indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering. Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voordoen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken. | |
4 | R103 | 9% | Tegenvallende uitkering gemeentefonds (AU) | € 0 | € 1.400.000 | 25% | De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is afhankelijk van de Rijksuitgaven. Dit gaat op basis van het principe “samen de trap op en af”, het 'accres' genaamd. Meer Rijksuitgaven betekent meer geld voor het gemeentefonds, minder Rijksuitgaven betekent minder geld voor het gemeentefonds. Daarnaast zijn er nog algemene mutaties op basis van de wijzigingen van de Hilversumse aantallen van de verdeelmaatstaven, die de basis vormen van de verdeling van het gemeentefonds (aantallen inwoners, woonruimten, bijstandsontvangers, leerlingaantallen etc.). Ook deze kunnen ertoe leiden dat Hilversum meer of minder geld uit het gemeentefonds ontvangt. Bijvoorbeeld: het inwonertal van Hilversum groeit. De Algemene uitkering bestaat voor een bedrag van ongeveer € 33 miljoen uit Integratie- en Decentralisatie uitkeringen. Het overige bedrag van € 143 miljoen is te beschouwen als het klassieke deel van de algemene uitkering. Een afwijking van 1% is € 1,4 miljoen. Op dit moment zijn er veel onzekerheden rondom de ontwikkeling van de algemene uitkering: |
5 | R257 | 8,9% | Minder inkomsten lokale belastingen - uitstel betaaltermijnen en faillissementen | € 200.000 | € 500.000 | 50% | Vanaf de start van de coronacrisis is voorzien dat economische schade bij burgers en bedrijven kan ontstaan door het wegvallen inkomsten. In 2021 is gebleken dat de gevolgen van de coronacrisis nog minimaal zijn vanwege de corona steunmaatregelen en deze binnen de bestaande begrote voorziening dubieuze debiteuren (jaarlijkse dotatie aan de voorziening betreft € 583.000 tegenover € 350.000 aan oninbaarstellingen in 2021) passen. Daarnaast is het debiteurensaldo per 31-12-2021 lager ten opzichte van 2020. De kwantificering van dit risico is daarom verlaagd: het maximumbedrag is naar beneden bijgesteld (was 600K) naar 500K zijnde (grofweg) 10% van de openstaande vorderingen per 31-12-2021. De verwachting is dat het na-ijlende effect van de coronacrisis in 2020-2021 pas de komende jaren op de inkomsten van de gemeentelijke belastingen zal optreden. De gemeente monitort de ontwikkelingen wat betreft betalingsachterstanden van gemeentelijke belastingen zodat snel gesignaleerd kan worden wanneer het risico op begint te treden. |
6 | R206 | 8,5% | Minder dan begrote ontwikkelingen Grex (geconsolideerd risico) | € 0 | € 2.500.000 | 20% | Losse risico’s die betrekking hebben op de ontwikkeling van (potentiële en bestaande) Grex-en zijn in dit geconsolideerde risico opgenomen. Vanaf de begroting 2022 is ook het risico inzake GEM Crailo (R254) in dit geconsolideerde risico opgenomen. Dit overkoepelende Grex risico is ten tijde van het opstellen van het risicoprofiel bij de jaarstukken 2021 qua kwantificering ongewijzigd ten opzichte van het vorige risicoprofiel (bij de begroting 2022). De gevolgen van de uitspraak van de Raad van State inzake het Stationsgebied worden nog in kaart gebracht en zijn zodoende nog niet in het risicoprofiel verwerkt. |
7 | R98 | 7,7% | Meer gebruik van voorziening Jeugdzorg | € 0 | € 750.000 | 40% | De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Jeugdwet. Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. Rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begrotingsramingen. Vooruitkijkend zien wij voor de komende jaren de volgende risico’s: In de nota “Visie & Agenda Jeugdhulp 2019-2021” hebben wij aangegeven het belangrijk te vinden te investeren in jeugdhulp en dan vooral in de preventieve en voorliggende voorzieningen sfeer. Hierdoor beperken we hopelijk een verdere stijging van de uitgaven. Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voordoen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken. |
8 | R259 | 5,7% | Niet voldoen aan activeringscriteria van SaaS-oplossingen (Software as a Service) | € 0 | € 450.000 | 50% | Ten onrechte zijn in de jaarrekening 2020 onder de materiële vaste activa SaaS-oplossingen (Software-as-a-Service) geactiveerd, terwijl deze niet voldoen aan de activeringscriteria. Bij een SaaS-oplossing worden namelijk diensten afgenomen in plaats van zaken in-eigendom-genomen. Conform de BBV notitie materiële vaste activa mogen deze niet geactiveerd worden. De raad is over deze wijziging geïnformeerd. De uitkomsten zijn verwerkt in de jaarstukken 2021. Dit betreft een technische verantwoording van de lasten binnen IP (investeringen) of exploitatie waarin een verschuiving van de lasten in de jaren plaatsvindt. De lasten van een SaaS-oplossing moeten, in tegenstelling tot een investering, in één keer ten laste van de exploitatie worden gebracht. Dat levert een nadeel op in de exploitatie in de eerste jaren, maar op termijn vallen daarentegen kapitaallasten vrij wat zorgt voor een voordeel. De effecten van deze wijziging zijn nog niet inzichtelijk te maken. Bij de voorjaarsnota wordt de investeringsprogrammering voor de komende jaren samengesteld. En hiervoor worden een aantal scenario's uitgewerkt met daaraan gekoppeld een passend risicoprofiel. Op basis van de definitieve keuze voor een van de scenario's zal de begroting meerjarig worden bijgesteld. Voor de aanbestedingen in 2022 is het nog onzeker welke investering een SaaS-oplossing wordt en welke niet en tegen welke contractprijs, aangezien de aanbestedingen nog plaats dienen vinden. Afhankelijk van de keuze uit de aanbestedingen kan dit ook leiden tot een bijstelling van de meerjarenbegroting. |
9 | R258 | 5,2% | Lokale belastingen - meer bezwaarschriften OZB a.g.v. wettelijke omzetting m3 naar m2 | € 180.000 | € 230.000 | 50% | Door wetswijziging in de gemeentelijke belastingen per 1 februari 2022 dienen alle woningen omgezet te zijn van m3 indicatie naar m2 en gewaardeerd te worden op m2. Dit project zal er toe leiden dat meer burgers maar vooral meer No Cure No Pay bedrijven worden verleid om bezwaren in te dienen. De verwachting is een toename in het aantal bezwaarschriften van ongeveer 50% en de kans dat die toename er komt wordt geschat op zo'n dan 75%. In 2021 zijn ongeveer 2000 bezwaren ontvangen, voor 2022 verwachten we ongeveer 3000 bezwaren voor Hilversum. Het behandelen van een bezwaarschrift kost circa 3 uur werk maal een tarief van €60, resulteert in een minimumbedrag van €140.000 tot circa € 180.000. Daarnaast waren de bijkomende kosten van het bezwaarschrift totaal circa € 107.000, hetgeen op basis van een toename van 50% resulteert in een range van € 42.000 tot circa € 54.000. Dit is een landelijke trend die zichzelf al aankondigt op radio en TV. |
10 | R243 | 3,2% | Het niet halen van taakstellende bezuinigingen Onderwijs, Werk en participatie | € 0 | € 500.000 | 25% | In de meerjarenraming 2022 is een structurele taakstelling opgenomen die oploopt tot € 0,9 miljoen: Van deze taakstelling zijn minima en onderwijs reeds uitgewerkt en voor de jaren 2020 en 2021 gerealiseerd. Derhalve resteert de taakstelling inzake bewindsvoering. Ten grondslag van deze taakstelling ligt de veronderstelling dat het verbeterde beleid schuldhulpverlening de lasten bewindsvoering naar beneden brengt. Uit nieuwe inzichten blijken deze uitgaven echter minder variabel. De taakstelling loopt op naar € 0,5 miljoen in 2024. Voorzichtigheidshalve wordt het totaal van de resterende taakstellingen als maximumbedrag van dit risico aangehouden (€ 0,5 miljoen). Vooralsnog wordt de kans van optreden ingeschat op 25%. Afhankelijk van de mate van realisatie zou het kans percentage in een volgend risicoprofiel kunnen worden bijgesteld. |
R106 | 3,2% | Extra heffingen VPB over reclame-inkomsten (Vennootschapsbelasting) | € 125.000 | € 125.000 | 50% | Vanaf 1 januari 2016 moeten publiekrechtelijke ondernemingen (waaronder gemeenten) vennootschapsbelasting (VPB) betalen voor de fiscale winst die zij met hun ondernemingsactiviteiten maken. De belastingdienst is een procedure gestart over de (privaatrechtelijke) reclame-inkomsten. Mocht de belastingdienst in het gelijk worden gesteld, dan zou er over twee jaren achterstallige VPB gevorderd kunnen worden. De jaarlijkse VPB afdracht wordt geraamd op zo'n € 62.500 per jaar, waarmee het risicobedrag uitkomt op € 125.000. Afhankelijk en in afwachting van de definitieve juridische uitspraak wordt de kans van optreden van dit risico op 50% ingeschat. |
Risicobeschrijvingen - Overige
Top | Risico Nr. | Invloed (%) | Risicogebeurtenis | Financieel Minimum | Financieel Maximum | Kans | Toelichting |
---|---|---|---|---|---|---|---|
R205 | <3% | Verbonden partijen (geconsolideerd risico) | € 0 | € 500.000 | 30% | De gemeente Hilversum heeft verschillende betrekkingen met een diversiteit aan Verbonden Partijen. Als externe partij is het voor de gemeente erg moeilijk om invloed uit te oefenen op risico's van Verbonden Partijen. Er is bijvoorbeeld vaak sprake van een risico inzake het al dan niet toereikend zijn van de begroting van een Verbonden Partij met mogelijk meerkosten in de bijdrage van de gemeente tot gevolg. Door de risico's echter scherp te houden, blijven we op de hoogte van actuele ontwikkelingen en kunnen we tijdig en concreet het gesprek aangaan met de betreffende partij. De individuele risico's per verbonden partij worden gegroepeerd en als geheel beoordeeld in dit geconsolideerde risico. De onderliggende risico's hebben allemaal een kleine kans van optreden (1-25%). Omdat het echter bestaat uit tien risico's, is de kans van dit geconsolideerde risico tot nu toe op basis van een simulatie van de onderliggende risico's hoog uitgevallen. Des te meer onderliggende risico's, des te groter de kans dat een van die risico's ook daadwerkelijk optreedt. De inschattingen van de onderliggende risico's zijn nagenoeg gelijk gebleven en hebben tot nu toe, ondanks de relatief hoge kans inschatting van de simulatie, niet tot optredende risico's geleid. Met het verloop van tijd breidt de ervaring met dit soort geconsolideerde risico's uit omdat ze aan de historie getoetst kunnen worden. Ten tijde van het opstellen van de jaarstukken 2021 is op basis van die opgedane ervaring en de ongewijzigde situatie van de onderliggende risico's de kans van dit geconsolideerde risico bijgesteld van 70% naar 30%. | |
R197 | <2% | Omgevingswet - extra inspanning met minder effectiviteit | € 80.000 | € 200.000 | 25% | Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. De verwachte invoeringsdatum is 1 januari 2023. De nieuwe Omgevingswet brengt de volgende risico's met zich mee: | |
R97 | <1,5% | Extra uitgaven t.b.v. het Integraal Huisvestingsplan (IHP) Onderwijs | € 0 | € 250.000 | 20% | Voor de sturing op de financiën en risico’s van onderwijshuisvesting wordt gewerkt met een investeringsplafond en een algemeen investeringskrediet onderwijs. Deze systematiek biedt de mogelijkheid om voorzieningen in de onderwijshuisvesting boven dit investeringsplafond af te wijzen en risico’s op te vangen met eerdere overschotten uit het algemeen investeringskrediet onderwijs. Daarmee zijn maatregelen genomen om binnen het investeringskrediet te blijven. In mei 2020 heeft de gemeenteraad het door gemeente en schoolbesturen opgesteld integraal huisvestingsplan (IHP) voor het onderwijs vastgesteld. Het IHP is opgesteld voor een periode van 16 jaar. In die periode kan van alles gebeuren, wat nu nog niet wordt voorzien. Onzekerheden zijn groei en krimp van scholen in het algemeen en specifiek de wetswijziging rond uren bewegingsonderwijs. Daarnaast zijn er risico’s zoals bijvoorbeeld asbestsanering, complexe inpassing van nieuwe schoolgebouwen door gebrek aan ruimte (bijvoorbeeld door combineren school en woningen/kantoren), gewijzigd onderwijsbeleid, grondaankoop en extra tijdelijke huisvesting als gevolg van vertraging. In het IHP staan per opgave verschillende oplossingsrichtingen beschreven. Financieel is gekozen voor de minimale variant, wat het totaal is van alle goedkoopste oplossingen per school. Dit zijn oplossingen op hoofdlijnen. Wanneer de uitvoering start, wordt onderzocht wat op dat moment de beste oplossing is. Het kan voorkomen dat toch de duurste oplossing de best uitvoerbare oplossing is. Tegenover deze negatieve risico’s bestaat een aantal zaken die kunnen leiden tot lagere rente en afschrijving. De lastigste te ramen is ‘vertraging’. Immers, er zal dan later rente en afschrijving in de exploitatie worden opgenomen. Bovenstaande is vertaald naar een risicobedrag ter grootte van € 250.000 aan kapitaallasten, welke is berekend op basis van een kwart van het investeringsrisico tussen de duurste en de goedkoopste oplossingen. We schatten de kans in op 20%. |